Uitzicht op een eetbaar landschap

Een prachtig landschap, bij Diepenheim. Glooiende graslanden die zonder prikkeldraad in elkaar overlopen. Vriendelijk omgeven door hagen en stromende beekjes. Stilte in de ruisende blaadjes en zingende vogels. Bermen vol groene gezondheid.

Wat is de smaak van dit landschap nu, werd me gevraagd. Het antwoord: weinig anders dan elders in Nederland, waar de grond niet te arm en te zuur is. Véél smakelijke gezondheid in de berm: in april tientallen soorten groene wilde bladgroenten, in overvloed. ’s Avonds door de kok in wat gerechtjes bereid, waren deze smaken nieuw, en verrassend, voor bijna alle tafelgenoten. Voor mij is het eten van wilde planten een dagelijkse werkelijkheid: in groene smoothies, salades, desserts, en andere gerechten. Voor mij is elk landschap een hooggewaardeerde gezonde voedingsbron. Zo ook dit landschap.

Eét je uitzicht. Vijftig tot honderd jaar geleden was deze titel ondenkbaar geweest. Het landschap had toen nog een veel directere functie: voedsel voortbrengen voor een veelal lokale of zelfvoorzienende markt. Nu zie je steeds grotere boerenbedrijven die voornamelijk binnen een wereldmarkt opereren. Andere landschapselementen zijn nauwelijks meer dan (een vaak schitterend) decor, waarin dagjesmensen al fietsend en wandelend het platteland kunnen ‘beleven’. En ze zijn, gesubsidieerd, goed voor de biodiversiteit.

De vraag rees: wat was er nu eigenlijk te eten aan dit uitzicht vanuit feitelijk voedseloogpunt? Het antwoord: veevoer en ‘landschapskieren’ vol eetbare wilde planten. Vanuit voedingsoogpunt gezien is het veevoer nogal twijfelachtig: dierlijke voeding vreet landbouwgrond, en levert in de vorm van gepasteuriseerde melk een omstreden bijdrage aan de maatschappelijke gezondheid. En de wilde planten aan de randen worden door het overgrote deel van Nederland niet als voedsel beschouwd. Hoe past dit landschap in onze maatschappelijke zoektocht naar een gezondere voeding én een gezonder eetpatroon? Liefst in een vitaal platteland, waarin agrarische ondernemers bedrijfsmatig kunnen gedijen? Waar landschap weer meer mag zijn dan het romantische pure plaatje op een pak drinkyoghurt waarin sucralose (een tijdens de ontwikkeling van een nieuwe insecticide toevallig ontdekte volkomen lichaamsvreemde zoetstof), andere twijfelachtige E-nummers en wat vitaminen zijn toegevoegd?

Dus hoe voedt dit landschap ons? Hoe kunnen we het beleven? De smaak en gezondheid van dit landschap is nu slechts in gestandaardiseerde, geanonimiseerde en hoog bewerkte toepassingen terug te vinden. En hoe willen wij dat het landschap ons voedt? Kijken wij alleen filosofisch, kunstzinnig, vanuit bestaande infrastructuren, of durven we ons vanuit concrete vraagstukken echt aan het landschap te verbinden?

De hedendaagse marginale belangstelling voor eetbare wilde planten komt nog steeds meer voort vanuit een halfbewuste behoefte om wat meer betrokken te zijn bij dat vage, bijna uit ons leven verdwenen begrip ‘natuur’ dan vanuit het inzicht dat wilde planten een belangrijke en concrete rol kunnen spelen in een gezonde, duurzame voeding. Mijn interesse in, en onderzoek naar wilde planten richt zich op de toename aan wetenschappelijke inzichten in de rol en waarde van plantaardige voeding, ter preventie en (mede) genezing van de schrikbarende groei van welvaartsziekten.

Door deze ogen gekeken zag ik een landschap vol potentie, reeds aanwezig en ingebed in de mooie coulisse-elementen vol hagen, bermen en slootranden. Wilde, krachtige, ziekteresistente groene bladgroenten boordevol vitaminen, mineralen, aminozuren, omega-3 vetzuren, vezels, anti-oxidanten en duizenden helende en reinigende hulpstoffen. Kortom: vol voedingsstoffen en andere plantenstoffen in een perfecte synergetische bioactieve wisselwerking die nu zo algemeen ontbreekt in de voeding. Vol smaken en texturen die helemaal zijn in te passen in een modernere, meer plantaardige voeding. Vers, gedroogd, nauwelijks bewerkt. Ideaal dus voor kleinschalige verwerkingsmethoden, en daarmee toepasbaar door ook kleine boerenbedrijven voor een lokale markt. En voordat iemand dit af wil doen als dromelarij: op Hof van Twello maken wij dit waar: een biodivers landschap dat renderend wordt gemaakt door de oogst in gezonde producten te verwerken. Het kán dus, en er is nog veel meer mogelijk dan de toepassingen waar wij voor hebben gekozen. Grote hoeveelheden brandnetels gaan bij ons in het brandnetelbrood, en verrijken daarmee dit desembrood van eigen tarwe met hun hoge gehalte aan mineralen en eiwitten. Andere groene, algemeen voorkomende wilde planten worden verwerkt in raw food crackers en soep. Schoolklassen krijgen in het kader van projecten over gezonde voeding lekkere spannende groene vruchtensmoothies. Belangrijk, want slechts 1 ½ tot 3% van de kinderen vanaf 7 jaar eet dagelijks voldoende groente en fruit. Het bedrijf is op deze manieren (mede) trendsetter op het gebied van gezonde, lokale voeding.

Eét je uitzicht dus: in het vervolg niet alleen de koffiemelk op tafel van de zuivelverwerkingsfabriek, maar ook heerlijke, lokale en vooral gezonde producten uit een schitterend landschap.

Laurette van Slobbe