Land voor onzichtbaar vee: Diepenheim en omgeving

Michiel Korthals, 30-11-2012

Je rijdt met de auto de regio Diepenheim binnen, ziet al dat groen, en denkt, wonderlijk groen landschap, mooie opdracht dat te onderzoeken op eetbaarheid. Omdat ik  geen kenner ben van planten en dieren, maar van de relatie tussen planten, dieren en mensen, wil op een herfstige zaterdagmorgen daar naar op zoek. Eerst fiets ik dik een uur met Rob Kistemaker, hovenier en boswachter voor het landgoed Nijenhuis en Westerflier, vanaf  Galerie de Wezel richting het landgoed. We fietsen in een herfstzonnetje naar de Regge, en we bewonderen de net verbrede oevers, de meanderende beek en het coulissenlandschap. Natuurlijk, er valt ook wat op: de beek ligt als een stout jongetje ingeklemd in een strook land van ongeveer 100 meter afgezet met prikkeldraad. Waarom is dat? vraag ik Rob. Het zou toch veel mooier en beter zijn voor de planten en dieren als er een vloeiende overgang is met de rest van het land? Tja, dat wil de boer niet van wie dat grasveld is; hij wil er drie tot vier keer per jaar op blijven hooien en zijn drijfmest erop kwijt, is het antwoord van Rob, die hier al 35 jaar boswachter is, en het aantal vogelsoorten door de verwildering van de rivier heeft zien toenemen. 

Ik kijk nog eens goed naar de kleur van het grasland: heel egaal, verblindend groen en een puzzelstukje valt op zijn plaats: het vreemde gevoel dat ik had toen ik door dit landschap reed met mijn auto, komt niet omdat ik niet zo goed had geslapen of omdat ik gestresst was over deze uitdagende opdracht om iets verstandigs te zeggen over het eetbare landschap. Het komt omdat dit land wel op een weiland lijkt maar het toch niet is; het is een grasakker. Er zijn geen sloten, geen hekken of afrastering voor koeien, er grazen geen dieren op, het is puur land om egaal gras van te oogsten. Lezen van een landschap is moeilijk, je moet door allerlei lagen een weg zoeken, maar deze laag lijkt me leesbaar: gras en verderop mais is voor koeien, en daarmee is het een eetbaar landschap voor melkdrinkende en vleesetende mensen.

We fietsen verder in het mulle zand, een bosrijk stuk, het begin van het landgoed. We zien eekhoorntjesbrood, hop met zijn mooie vruchten met heel precies uit elkaar gevouwen blaadjes, een heksenkring van vliegenzwammen, en ook veel pitrus, teken van een nog steeds te voedselrijke grond, reden waarom er gemaaid moet worden (één van die rare paradoxen: voedselarme grond geeft rijke biodiversiteit; maar bij mensen geeft heel veel arme mensen juist veel geestelijk arme rijken. Ik begrijp er niets van.)

Rob wijst nog op drie schapen in een veldje bij een voormalige boerderij (Wanink), en zegt vol trots dat die zijn eigendom zijn. Ze zien er goed uit, en later zal hij ze slachten. Voor de boerderij staat een mand met courgettes, waarvan ik één koop; later zie ik meer van dergelijke mandjes; gezegend een land dat courgettes geeft.

Ik fiets na afscheid van Rob genomen te hebben naar de stad Diepenheim, want ik wil graag weten hoe de middenstand omgaat met de producten van het land. Dat is teleurstellend. Spar heeft streekproducten zegt de filiaalhouder, maar die komen uit Krimpen aan de IJssel en Kesteren en ze worden allemaal in een keer ingereden, met een CO2 neutrale vrachtwagen. Milieu versus lokale productie, weer zo’n ethisch dilemma, dat door de Spar voor ons consumenten wordt ‘opgelost’: willen we dat wel? De slager vindt lokaal vlees maar lastig want heel wisselend van smaak, en in die zin niet betrouwbaar, dat willen consumenten toch niet? Idem dilemma. Maar er lopen een kilometer verderop een paar prachtige Blonde d’Acquitaines met een kalfje als een dartel hertje.

Intussen is het heel hard gaan regenen en kom ik in een nieuwbouwwijk terecht, die mij nergens terug naar het platteland brengt, maar mij alleen rondjes laat rijden. Diepenheim ligt met zijn rug naar het land, letterlijk en figuurlijk. Ik fiets om en om en uiteindelijk kom ik bij een erf met een enorme stal vol met melkvee terecht. De boer wil wel met mij praten en zijn trotse schoonzoon is stevig aan het werk met een reusachtige trekker. Schoonzoon zal de zaak overnemen en uitbreiden van 80 naar 120 koeien. Waar zal het extra voer vandaan komen? Dat weet hij nog niet, maar voor gras en mais is meer land nodig. Als ik weg ga regent het nog harder, dus fiets ik stug door, zo stug dat ik niet door heb dat ik die magische 4 km2 grens overschrijd. Dan maar weer naar een boer (direct bij de Schipbeek die niet op een beek lijkt maar meer op een kanaal), opnieuw met een enorme stal vol met koeien. Hier hetzelfde verhaal: schoonzoon, die voorbij stuift met een nog grotere trekker dan die eerdere, zal de zaak overnemen en uitbreiden tot 120 stuks in een stal opgeborgen melkvee. Wat gebeurt er als in 2014 met de nieuwe EU landbouwwetten de melkmarkt wordt vrijgegeven en de prijs van melk zal dalen? Hij denkt dat het niet zo’n vaart zal lopen.

Een beetje peinzend (in een landschap eetbaar voor in stallen opgeborgen melkvee) fiets ik langs de beek, duik een bosje in op zoek naar paddenstoelen, maar dat bosje is totaal dichtgegroeid, binnen is alles dood, dus geen paddenstoel te bekennen. Een voorbijganger vertelde me dat die bosjes nog niet waren gesneuveld omdat de boeren zo graag jagen, en in die bosjes kunnen zich konijnen en hazen verstoppen. Een tweede bosje is ook van binnen helemaal dood. Bos in Nederland heeft onderhoud nodig, zoveel weet ik wel, want licht is belangrijk, zodat onderstruiken op kunnen komen, waarin broedvogels nestelen. Maar niets daarvan. Via een derde bosje met dit keer langs de rand heerlijk zoete vlierbessen, beland ik bij een huis waaruit een appelmoesgeur opstijgt. De bewoner, weduwnaar, vertelt mij dat hij vroeger een moestuin had, maar nu alleen nog maar de appels gebruikt om appelmoes te maken, en inderdaad, zijn moestuin is totaal dichtgegroeid. De man vertelt dat hij hier al 30 jaar woont, en dat al die kaalgroene gras- en maisvelden hier vroeger niet waren.

De regen heeft inmiddels mijn rugzak ook van binnen doorweekt dus fiets ik linea recta naar de galerie om alles op te schrijven. Dit landschap is enorm dynamisch, en er komt nog veel meer aan (meer koeien), maar het is wel een heel eenzijdige dynamiek. Alle energie komt van de melkveeboeren, met hun wens naar meer voer, terwijl de koeien op stal staan. Is dat nu zo achterhaald, als je zoals ik vindt dat koeien zelf hun kostje moeten opscharrelen? De smaak van de melk en van het vlees is dan beter, de grasvelden leveren beter voer dat in de melk meer goede eiwitten oplevert en de koe minder broeikasgassen laat uitstoten, zeker als je de randen heel biodivers laat zijn. Met die rijkelijk bemeste grasakkers is voor andere dieren het land nauwelijks leefbaar en eetbaar; de mest en de chemische middelen maken het onmogelijk dat er zich veel soorten planten en dieren zullen vestigen. Herfstbloemen ontbreken, en ik denk dat er ook in de andere seizoenen nauwelijks bijen en vlinders zullen zijn (dus ook geen mensen die zich daar mee bezighouden). Het is eigenlijk een heel eenzijdig landschap. Er zijn nog resten van oude boerderijen, havezaten, de oude paden structuur is duidelijk te herkennen, maar verder? Wie bekommert zich om het landschap, is er een vereniging of club die er zich mee bemoeit? Ik heb geen teken van verenigingsleven gezien.

Ik ben eigenlijk uiteindelijk wel een beetje teleurgesteld in mijn eerste indruk, en die was; dit is een mooi, afwisselend landschap, maar hoe meer ik er in doordring, hoe kaler, en doodser het wordt. Natuurlijk, het land is in eigendom van boeren, maar mogen die er dan van alles mee doen? Ze maken er zeer eenzijdig gebruik van, zodat het er kaal en doods bij ligt, ze verontreinigen het oppervlakte water, ze tasten de biodiversiteit aan. Het is een voordeel dat niet al het veevoer uit Brazilië of elders komt, van grond waar regenwoud heeft moeten wijken. Hier keert het dilemma tussen milieu en lokale productie terug op een andere manier. Maar simpelweg Diepenheim en omgeving tot gras en maïsland maken, dat is toch echt teveel. Landschap is een publieke zaak, hoe veel privé geld er ook in is geïnvesteerd, er is altijd meer publiek geld in geïnvesteerd: waterzuivering, waterpeil regulatie, de dieren, de planten, de hele natuur: ze zijn van iedereen. Je moet het landschap respecteren, niet doodknuffelen of op slot zetten; maar het landschap ruïneren alleen vanwege het rendement van koeien op stal, dat gaat niet. Waarom is er niet een groep mensen in Diepenheim die zich bezighoudt met nestkastjes of vlinder bevordering, waarom zijn er geen bijen clubs, waarom is er geen landschapsvereniging, waarom mogen de koeien niet op het land? Land zonder mensen met alleen kaal gras en mais voor koeien is armoede. Voor de koeien, want die kunnen echt niet allemaal tegen mais en hebben dan weer antibiotica nodig voor hun maagproblemen, maar ook voor alle andere dieren. Koeien zijn prachtige beesten en melk en vlees is een luxe waar je van moet en kan genieten, maar de eetbaarheid wordt wel teveel gereduceerd als alleen melkvee hier eten krijgt. Een landschap is ook een eetkamertafel met een maaltijd: wie kan er aanschuiven, wie niet? De in dit landschap opgediste maaltijd is heel erg mager, en de gastvrijheid niet erg groot.

Het project Eetbaar Landschap brengt beweging: vreemde mensen lopen door het landschap, zeggen plotseling vriendelijke of onvriendelijke dingen. Of je daar nu kwaad of niet kwaad over wordt: het schudt de ingeslapenen op, geeft discussie, het roept nieuwe meningen en ideeën op, mensen gaan zich meer met het landschap bemoeien. De onverschilligheid verdwijnt, zodat het landschap zich beter ontwikkelt en zich aanpast aan nieuwe omstandigheden. Menselijke diversiteit geeft biodiversiteit en omgekeerd. Hoe meer mensen zich bemoeien met de kwaliteit van het land door er iets aan te doen en er niet alleen even over te klagen of te praten, des te beter. Voor boeren is die menselijke diversiteit een uitdaging maar ook een ondersteuning: want een goede boer heeft uiteindelijk belang bij dat ingewikkelde web van dieren en planten dat biodiversiteit voorstelt.